Gedichten, ze brengen vaak onder woorden waar we zelf geen letter aan kunnen geven. Om deze prachtige kunstvorm in het zonnetje te zetten organiseert de CPNB al jaren de Poeziëweek. En daar mag uiteraard een mooi geschenk niet bij ontbreken. Dit jaar bundelen tien dichters hun meest ontroerende, pakkende en inspirerende gedichten in het Poëzieweekgeschenk ‘nu. 10 dichters’. Boekhopper mailt met jonge dichter Roelof ten Napel over deze sprankelende bundel.
Hoe was het om een gedicht te schrijven voor de Poëzieweek?
‘Weet ik niet! (Ik bedoel eigenlijk: Dat heb ik nog nooit gedaan!) Dat zit zo: de gedichten in het Poëzieweekgeschenk zijn al eerder in bundels gepubliceerd Op die manier kun je, als je het geschenk leest en iets erin mooi vindt, meteen op zoek naar meer. Mijn gedicht komt oorspronkelijk uit mijn debuutbundel ‘Het woedeboek‘. Ik was wel erg blij dat me gevraagd werd een gedicht voor het geschenk aan te leveren. Het is altijd fijn als je gedichten meer mensen mogen bereiken.
Hoe is het gedicht tot stand gekomen en wat was je inspiratie?
‘Sommige van de gedichten uit ‘Het woedeboek‘ komen al uit 2012 of 2013, dus deels weet ik dat gewoon niet meer. Maar meestal schrijf ik in reeksen, de gedichten die ik schrijf maken dan deel uit van een groter geheel. M’n tweede bundel, ‘In het vlees‘, bestaat voor de helft uit een soort kapotgemaakte sonnetten.’
‘In ‘Het woedeboek’, waaruit het gedicht in het Poëzieweekgeschenk komt, staan steeds meerdere gedichten met dezelfde titel – zoals ‘machine’, ‘magnolia’ of ‘wolf’. Door die titels de hele tijd opnieuw te gebruiken, ontstaat er eigenlijk vanzelf een soort vorm: als ik dan aan een nieuw gedicht begin, kan ik me afvragen: is dit een wolfgedicht? Een machinegedicht? En dat werkt dan weer sturend. Terwijl ik tegelijkertijd van tevoren niet heb bedacht wat dat allemaal eigenlijk inhoudt. Ik ben gewoon begonnen, en op een gegeven moment ben ik een bepaald soort gedichten met de ene titel gaan associëren, en een bepaald soort gedichten met de andere.’
Hoe zou je ‘machine’ omschrijven?
‘Best een moeilijke vraag, eigenlijk, je eigen werk omschrijven. De gedichten in ‘Het woedeboek’ met ‘machine’ als titel gebruiken vaak een mechanische metafoor om een relatie tussen mensen of mensen en dieren te beschrijven. In het gedicht dat in het Poëzieweekgeschenk gekomen is, vond ik het prikkelend om een afscheid te beschrijven als iets mechanisch – zoals je ook een omhelzing zou kunnen verwoorden door te omschrijven hoe iemands ledematen bewegen. Dat krijgt al snel iets afstandelijks, misschien, maar dat hoeft denk ik niet per se. Het ook erg mooi zijn om heel precies te kijken naar hoe iemand fysiek beweegt in een intieme of emotionele situatie.
‘Het schrijven van gedichten is eigenlijk het gevolg van een neiging om overal aantekeningen over te maken’
Zit er een boodschap in het gedicht waarvan je hoopt dat de lezer deze meeneemt?
‘Een gedicht is vaak een poging om iets zo precies mogelijk te zeggen, zelfs als dat ‘iets’ wat je probeert te zeggen zelf behoorlijk vaag is. Dat is natuurlijk het fijne aan gedichten – soms kom je in gedichten iets tegen dat je altijd wel kende, maar waarvoor je de woorden nog niet had. Maar dat betekent ook dat het moeilijk is om datgene wat het gedicht je vertelt weer op een andere manier te verwoorden. Misschien geldt voor mij, in elk geval, dat de boodschap altijd gewoon het gedicht zelf is.’
Je bent zelf een van de jongste dichters die heeft bijgedragen aan het geschenk, hoe ben je begonnen met dichten?
‘Het schrijven van gedichten is eigenlijk het gevolg van een neiging om overal aantekeningen over te maken. Door alles op te schrijven denk ik beter na, omdat ik mezelf forceer de dingen die ik denk daadwerkelijk te verwoorden (en erachter te komen dat sommige verwoordingen niet lijken te kloppen, en andere, soms onverwachts, wel). Oorspronkelijk schreef ik die aantekeningen voor mezelf, of niet eens voor mezelf – vaak las ik ze niet terug. Het moment van schrijven was vaak belangrijker dan het resultaat, een beetje zoals hoe je, als je een goed spiekbriefje maakt, er vaak helemaal niet meer op hoeft te kijken. Je kunt je herinneren wat je hebt opgeschreven, omdat je dat met erg veel aandacht hebt gedaan. Ik denk dat tegenwoordig mijn liefde voor poëzie daar sterk mee samenhangt: ik heb het idee dat door te schrijven, ik de rest van de tijd aandachtiger kan zijn, omdat gedichten het mogelijk maken heel precies naar de wereld om me heen te kijken. Dat geldt eigenlijk voor zowel de gedichten die ik zelf schrijf, als de gedichten die ik van anderen lees.’
Van welke dichters lees je zelf graag de werken?
‘De reden om een dichter graag te lezen is vaak heel intuïtief. Iets spreekt je aan, of niet. Natuurlijk kun je daar wel in veranderen. Vroeger kon ik niks met rijm, tegenwoordig zie ik er soms wel iets in. Tussen de dichters die ik goed vindt zitten Anne Carson, Emily Dickinson, Edmond Jabès en Paul Celan. En iets dichter bij huis bijvoorbeeld Anneke Brassinga, Menno Wigman en Mustafa Stitou. Ook houd ik het Nederlandstalige werk van nieuwere dichters en debutanten, die ik ken of leer kennen, graag een beetje bij, zoals dat van Jonathan Griffioen, Daniël Vis, Charlotte Van den Broeck, Asha Karami en Joost Decorte.’
‘Een gedicht is vaak een poging om iets zo precies mogelijk te zeggen, zelfs als dat ‘iets’ wat je probeert te zeggen zelf behoorlijk vaag is’
Welke dichtbundel raad je lezers aan om tijdens deze Poëzieweek te lezen?
‘Ik zou een slechte koopman zijn als ik niet even m’n eigen bundels noem – mijn debuut ‘Het woedeboek’, en nu ook ‘In het vlees’, over intimiteit en leed. Verder is er net een nieuwe bundel van Maarten van der Graaff verschenen, ‘Nederland in stukken’, onder andere over de vraag hoe je een land zou moeten omschrijven, en iets langer geleden van Ellen Deckwitz, ‘Hogere natuurkunde’, over hoe mensen en hun verhalen overleven of worden verzwegen.’
Kunnen we in de nabije toekomst ook nieuw werk van je verwachten? En zo ja, kun je daar al iets over vertellen?
”In het vlees’, m’n tweede bundel, is net verschenen – dus voorlopig houd ik me weer even op de vlakte. Al ben ik al wel met nieuw werk bezig, want stoppen lukt me toch niet. Maar daaraan kan nog zoveel veranderen, dat ik erover beter niet uit de school klap.’
Als er een gedicht over jouw leven zou worden geschreven, wat zou dan de titel zijn en een deel van de verhaallijn?
‘Als ik iets flauws of irritants doe, maakt mijn vriend meestal de grap dat dat de titel van zijn memoires wordt. Dus welke titel het wordt, hangt af van wat ik nu weer heb gedaan – maar je moet denken aan iets als: Goede boeken, matige grappen: Mijn leven met Roelof ten Napel. De belangrijkste verhaallijn gaat, hoop ik, alleen maar over hemzelf – misschien tot onvrede van mijn trouwere lezers.’
De Poeziëweek duurt van 30 januari tot 5 februari. Het Poëzieweekgeschenk kan in de boekhandel worden opgehaald bij besteding van €12,50 aan Nederlandstalige poëzie.